Eerst dood, maar nu levend!

Mijn naam is Tijs en ik ben 26 jaar. In mijn vrije tijd houd ik me bezig met thaiboksen, MMA, powertrainen, drummen en sinds kort ook lezen. Mijn hele leven ben ik al weg van gevechtsport en tot een jaar geleden was mijn enige doel een carrière uitbouwen in die richting. Het enige wat ik wou, was in de ring staan en het liefst daarmee mijn brood verdienen. Om mijn doel te bereiken trainde ik vier maal per week, daarnaast trainde ik ook twee à drie maal met gewichten en toestellen en paste ik mijn voedingsschema volledig aan. Jammer genoeg bracht het me nergens omdat ik mezelf maar niet kon beheersen en al een jaar of vijf drugs gebruikte. Fysiek was ik beresterk, maar mentaal was ik een wrak. Door een moeilijke jeugd was ik mezelf nogal verloren. En toen ik mijn vrouw leerde kennen, kreeg ik er ook nog een boel van haar bij. Zij had namelijk ook een vreselijke jeugd achter de rug en de eerste twee jaar dat we samen waren, zaten we er beiden nog midden in. Ik leefde in een wereld van haat. Bepaalde mensen hadden zoveel schade aangericht in ons leven, dat ik een veel te grote haat gecreëerd had tegen hen. Ik fantaseerde van ’s morgens tot ’s avonds over hoe ik hen met mijn blote handen zou vermoorden, hoe brutaler, hoe beter. Ik wou echt hun bloed zien. Die haat was mijn drijfveer, mijn energie, maar het verteerde mij. Op den duur was ik ofwel agressief ofwel high. Ondanks alles heb ik altijd een goede en liefdevolle relatie gehad met mijn vrouw. We steunden elkaar altijd door dik en dun. We kenden elkaars achtergrond en begrepen elkaar. Maar dit laat niet staan dat we soms, en hoe langer hoe vaker, explosieve ruzies hadden. Dit kon zo niet meer verder.

Op mijn werk leerde ik iemand kennen die een christen bleek te zijn. Hij sprak zo vol liefde over Jezus waardoor iedereen hem voor gek verklaarde. Ikzelf wist niet goed wat te denken over God. Maar in mijn jeugd maakte ik redelijk wat spookachtige en mysterieuze dingen mee, waardoor ik wist dat er wel meer moest zijn dan dit leven alleen. Maar God?! Dat was een andere kwestie. Redelijk gefrustreerd, omdat mijn collega zo standvastig was en zoveel liefde had voor die Jezus, bedacht ik de beste vragen om hem klem te zetten met heel zijn Bijbels geloof. Helaas kreeg ik steeds het deksel op mijn neus en ging ik opnieuw naar huis met een logisch antwoord. Daarbij kreeg ik een nieuwe vraag waarop ik geen antwoord had en die me deed stilstaan bij mezelf. Beetje bij beetje dacht ik dat hij weleens gelijk kon hebben over Jezus en begon ik geïnteresseerd te raken. Ik nodigde hem een paar keer uit bij me thuis om over geloof te spreken. Mijn vrouw en ik luisterden dan ook heel aandachtig naar wat hij allemaal vertelde en voorlas uit de Bijbel. Het kon me best boeien, maar na een uurtje was het dan genoeg en wou ik het liefst dat hij vertrok, want ik wou mijn joint roken. Wat hij ons dan had bijgebracht bleef telkens een paar dagen hangen, maar dat was het dan ook. Elke keer opnieuw bleven drugs en agressiviteit mijn leven bepalen. Dit kon zo echt niet verder.

Op een dinsdagavond kwam mijn vrouw mij ophalen van het werk. Gefrustreerd van een hele dag op dat stomme werk te moeten zijn in die belachelijke fabrieksmentaliteit, stapte ik in de auto. Voor we naar huis gingen, moest mijn vrouw eerst ergens materiaal ophalen bij iemand die ze kent. Nog meer gefrustreerd, omdat ik twintig minuten langer moest wachten voordat ik mijn eerste joint kon roken, reden we naar haar kennis. Nadat ze een tijdje binnen was geweest, reden we naar huis. Alsof het allemaal nog niet lang genoeg duurde, moesten we nog eens terugrijden, want ze was iets vergeten. Dat was de druppel, mijn knop sloeg om van frustratie naar pure woede. Schreeuwend en elkaar verwijtend reden we naar huis. Toen we thuis kwamen, was ik zo over mijn toeren dat ik uitstapte en haar direct begon te duwen. Razend was ik. Terwijl ik even niet oplette was mijn vrouw al gaan lopen, zo snel en zo ver ze kon. Ze was bang van me geworden. Toen ik door had dat ik haar nergens meer kon vinden, was ik in alle staten. Compleet over mijn toeren begon ik haar op te bellen tot ze eindelijk met een klein en bang stemmetje opnam. Dreigend en verwijtend verplichtte ik haar om naar huis te komen, maar ze was te bang. Ik rende ons huis binnen en belde haar nog enkele keren op tot het moment waarop ik haar zei dat ze nu echt iets ging meemaken. In mijn blinde woede pakte ik de tv-kabel, maakte deze vast aan het bed en snoerde die zo hard ik kon rond mijn nek, totdat mijn vrouw mijn laatste adem hoorde. Verstomd wist ze eerst niet wat ze net gehoord had. Tot het kwartje viel. Ze riep en schreeuwde door de telefoon, maar ze kreeg geen antwoord meer. Terwijl ze naar de buurvrouw om hulp belde, rende ze zo snel ze kon naar huis. Daar zag ze me zitten op de grond, volledig bleek getrokken en met de kabel vastgebonden aan het bed. Ze maakte me los en belde de hulpdienst. Intussen kwam de buurman binnen en kreeg de opdracht om mij te reanimeren. Na twintig minuten reanimeren, kwam de ambulance eindelijk aan. Ze legden me aan de zuurstof en vroegen mijn vrouw hoelang ik precies zonder zuurstof was geweest. Door ons laatste telefoongesprek te koppelen aan het tijdstip waarop ze de spoed belde, kwam mijn vrouw tot de conclusie dat dit meer dan acht minuten moest zijn geweest. Ze wist niet dat drie à vier minuten zonder zuurstof permanente hersenschade veroorzaakt. Aangekomen in het ziekenhuis duurde het even voordat mijn vrouw nieuws kreeg over mijn toestand. Uiteindelijk vertelde een dokter haar dat ik in coma lag en mijn lichaam op een temperatuur van 32°C werd gebracht zodat mijn hersenen zo weinig mogelijk hoefden te  functioneren. Ze waren het er met vier dokters over eens dat ik amper vijf procent kans had om nog wakker te worden en als ik wakker zou worden zou ik zeker alleen nog leven als een plant. Na twee dagen coma werd mijn lichaam weer opgewarmd, in de hoop dat ik nog wakker zou worden. En dat deed ik! Het opwarmingsproces verliep verbazend snel en ik werd wakker als een bom van agressie. Dat vertelden de verplegers mij achteraf. Met zes man moesten ze me vasthouden om me te kunnen vastbinden. Daarna werd ik verdoofd en zo snel mogelijk overgebracht naar een psychiatrische instelling. Volgens hen was ik  namelijk een gevaar voor de maatschappij en voor mezelf. Na twee dagen platgespoten daar te liggen, werd ik opnieuw wakker. Deze keer was ik kalm, ik wist dan ook niets meer. Wie was ik? Waar was ik? Huh? Ik stapte uit bed, keek wat rond en opende een deur. Het bleek een klein wc/badkamertje te zijn. Ik bekeek mezelf in de spiegel en zag, als voor het eerst, hoe ik eruit zag. Na enige tijd naar mezelf gekeken te hebben, wandelde ik naar een andere deur. Ik dacht aan Jezus. Ik opende de deur en kwam in  een grote gang. Ziekelijk geschreeuw weerklonk en iemand greep me vast en begon me kwijlend te kussen op mijn gezicht. Voorzichtig duwde ik deze persoon van me af. Het bleek iemand te zijn met een geestelijke stoornis. Ik wandelde verder, mezelf afvragende wat er toch allemaal aan de hand was, en dacht opnieuw aan Jezus. Ik wandelde een hoek om en klopte aan op een raampje dat van een bureau bleek te zijn. Een man kwam naar buiten en keek me heel streng aan. Ik stelde hem al mijn vragen door elkaar: Waar ben ik? Wat is er gebeurd? Wie ben ik? Hij vertelde me dat ik in de psychiatrie zat, dat ik een drugsverslaafde was, dat ik geprobeerd had zelfmoord te plegen en dat het medisch gezien eigenlijk niet mogelijk was dat ik nog rondliep en hem al deze vragen stelde. Ik snapte niet wat ik net allemaal gehoord had, dat kon toch niet!? Ik draaide me om en vertrok terug richting mijn kamer. Door de gang wandelend, overdenkend wat ik allemaal gehoord had, dacht ik weer aan Jezus. Waarom denk ik nu toch de hele tijd aan Jezus? Ik kwam weer op mijn kamer, opende de deur en wist het. Mijn ogen werden naar buiten gezogen en keken richting de wolken en ineens was het me duidelijk. Jezus was onze mens geworden God. Jezus heeft Zijn hand naar me uitgestoken om me hier te houden. Jezus heeft me onvoorwaardelijk lief! Spontaan begon ik te bidden en ik dankte Hem. Toen ik nog maar het eerst woordje van dank over mijn lippen bracht, voelde ik Hem en voelde ik Zijn liefde. Heel mijn borst werd warm en kriebelde van die prachtige, oneindige liefde van mijn Heer. In mijn hoofd hoorde ik gedachten, gedachten die niet van mij kwamen, maar die mij vertelden wie Hij is en dat Hij van me houdt zoals ik ben. Dit alles kwam zo heftig op me af. Ik had me nog nooit zo geliefd gevoeld en dat terwijl ik zo verkeerd was geweest. Prijs onze God, want Hij is echt zo prachtig. Van toen af was alles bijzonder. Alles wat ik zag, zag ik opnieuw voor de eerste keer. Een boom, een vogeltje, … allemaal wondermooi. Wat een machtige Schepper, onze God. Enige tijd later kreeg ik een deel van mijn geheugen terug. Tegen de tijd dat mijn vrouw me kwam opzoeken wist ik alweer wie zij was en wie ik ongeveer was. Ik had haar graag een gedichtje geschreven om haar te zeggen hoezeer het me speet en hoeveel ik van haar hield, maar schrijven lukte me nog niet. Van de eerste minuut dat ik haar zag en opnieuw zag hoe wondermooi ze was, vertelde ik haar dat Jezus me had gered. Met fronsende wenkbrauwen en een ongelovig gezicht keek ze me aan alsof ze me een ‘pandoering’ wou geven. Maar ik bleef het herhalen: Jezus redde mij. Nadat ze mijn woorden had laten bezinken, begreep ze wat ik bedoelde. Mijn vrouw vertelde me dat ze, terwijl ik in coma lag, gebeld had naar die collega van me en dat hij gekomen was om haar moed in te spreken, over de Heer te vertellen en voor ons te bidden. Later bleek ook dat hij zoveel mogelijk christenen had opgebeld met de vraag samen voor ons te bidden. Ze vertelde ook dat, terwijl ik in coma lag en de situatie er zo slecht uitzag, ze steeds het gevoel had dat iets haar rustig hield. Dit zorgde voor onbegrip bij haar. Ze wist dat ze zielsveel van me hield en dat ze me best eens kon verliezen, maar toch overheerste de kalmte. Wauw! God was echt bij ons geweest!

Na twee weken in de psychiatrie mocht ik van de rechter terug naar huis, raar maar waar. Naar huis rijdend dachten mijn vrouw en ik nog steeds dat ons leven er van nu af aan helemaal rooskleurig zou gaan uitzien. Totdat een andere automobilist ons hinderde en ik als uit het niets weer ontplofte van woede. Mijn vrouw begon te huilen. Ze wist niet wat ze zag toen ik plots weer zo agressief naast haar zat. Ikzelf begreep er ook niets van en dat frustreerde me nog meer. Terug thuis rookte ik direct weer een joint om te kalmeren en we waren weer terug bij af. Back to the old me! Er was ook iets in huis dat ons enorm beangstigde, maar dat niet te verklaren was. Onze hond volgde soms angstig dingen met zijn ogen, dingen die wij niet konden zien. Sommige momenten was onze hond zo angstig dat hij met zijn oren in zijn nek en zijn staart tussen zijn benen op zijn kussen bleef liggen. Wat was er toch aan de hand? Op een dag kwam ik alleen naar huis en durfde bijna niet naar binnen te gaan. Hoe dichter ik bij ons huis kwam, hoe angstiger ik werd en eenmaal binnen durfde ik me niet meer te verroeren. Ik had bijna geen adem meer, maar ontplofte weer. Ik sloeg mijn armen open en riep zo luid ik kon dat het moest stoppen, dat alles of iedereen weg moest, dat enkel Jezus en Jezus alleen nog welkom was en dat uit het diepste van mijn hart. Op slag verdween alle angst en werd ik vrolijk. Ik kon niet stoppen met lachen. Ik vertelde het ’s avonds aan mijn vrouw en zij zei dat we beter nog eens konden bellen naar die collega van me om raad te vragen. We begrepen niet wat er gaande was, waarom ik nog altijd naar drugs greep en hoe ik nog altijd zo agressief kon zijn. Mijn collega beloofde me zo snel mogelijk te komen. Hij kwam na een paar dagen samen met nog drie andere mensen die ook met God leven. Er werd opnieuw uit de Bijbel verteld en ze hebben ook voor ons gebeden. Tot slot vroegen ze of mijn vrouw en ik ook wilden bidden. Terwijl alles in ons schreeuwde om dat niet te doen, deden we het toch. Mijn vrouw eerst en daarna ik. Ik sprak tot de Heer en vertelde Hem hoe beu ik het allemaal was, dat ik het zelf allemaal niet aankon en dat ik het aan Hem wou geven. Ik vroeg of Hij het alstublieft van mij wou overnemen, want ik kon niet meer. Ik was heel zenuwachtig, maar deze woorden uitspreken voelde als een opluchting. De dag erna werd ik voor het eerst sinds lange tijd wakker zonder ochtendhumeur, met een vredig gevoel. Ik zocht alles bij elkaar wat met drugs te maken had en gooide blij alles in de vuilbak. Mijn vrouw geloofde haar ogen niet en was er niet gerust op. Maar ik wist dat het van God kwam en ik voelde me super rustig en blij. Sindsdien leven we elke dag met de Heer en het is super! We zijn nu al iets meer dan een jaar verder en ik ben nog steeds van die viezigheid af. Ik ben ook nooit meer agressief geweest. We zijn nog altijd mensen met ups en downs, maar we hebben nu een fantastische Heer die ons door de downs heen draagt en nog extra vreugde geeft tijdens de ups.

Here,

ik dank U uit het diepste van mijn hart.

Dank U, dat U al altijd bij ons geweest bent

en dat we dat nu ook zien.

Dank u Heer Jezus dat U aan het kruis gegaan

bent en daar afgezien hebt en gestorven bent,

zodat wij nu onze lasten en onze pijnen kunnen

en mogen geven aan U.

Dank U mijn liefdevolle God, om mij

Onvoorwaardelijk lief te hebben.

Dank U in naam van Jezus.

Amen