Psalm 121 zegt dat het een goed idee is om te zien op God die de bergen en alles wat is, geschapen heeft. Het feit dat er substantie is (aarde, planten, mensen, heelal) betekent dat er eeuwigheid moet zijn. Substantie heeft ruimte en tijd nodig, anders is er geen substantie. En waar tijd is, moet per definitie een begin zijn! Aangezien eeuwigheid geen tijd heeft, is eeuwigheid altijd. Nou ja, simpel gezegd: God is eeuwig en leeft. Hij weet wat hij doet.
David spreekt in Psalm 123 van zijn reikhalzende verwachting van Gods genade en handelen. Hij zet zijn ogen op God en op Gods handen. Hij bidt om genade, genade te midden van verachting en hoogmoed van mensen, volken om hem heen. Herkenbaar!
We mogen nooit uit het oog verliezen dat God de grote Koning is, die eeuwig is. Dat we mensen zijn, geschapen naar het beeld van de Vader, die bestemd zijn voor de EEUWIGHEID! Deze wereld, met de paar jaar die we daarop hebben, is niet het einddoel. God zelf, de eeuwig goede, betrouwbare, lieve, krachtige Vader is het doel en het einddoel. Zorg dat je naar hem blijft kijken. Dat is wat Jezus ons voordeed (Hebreeen 12:1-3) toen hij door zijn afschuwelijke lijden heenging.